Onofficiële versie zoals geldend m.i.v. 10 juni 2009                                                 downloadversie in Word

Bomenverordening Amsterdam Oud Zuid 2001

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a. beheerplan:
een plan waarin op samenhangende wijze de instandhouding en het onderhoud van een groep bomen in een nader omschreven gebied is vastgesteld door het Dagelijks Bestuur;
b. bomenfonds:
budgetnummer op de jaarbegroting van het stadsdeel Amsterdam Oud Zuid waarop bedragen worden gestort ingevolge artikel 8, lid 3;
c. boom:
een houtachtig, overblijvend gewas met een doorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1.30 meter vanaf het maaiveld, gemeten langs de stam. In geval van meerstammigheid geldt de doorsnede van de dikste stam;
d. dunning:
velling, die uitsluitend als een voorzorgsmaatregel ter bevordering van de groei en instandhouding van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;
e. eigenaar: degene die krachtens zakelijk recht of krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken;
f. herplantwaarde:
de prijs die voor een zelfde boom of houtopstand in het vrije handelsverkeer moet worden betaald, zoals vastgesteld door een beëdigd boomtaxateur;
g. houtopstand:
één of meerdere bomen en boomvormers, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen;
h. knotten/kandelaberen:
het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandalaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;
i. vellen:
kappen, het snoeien van meer dan 20 procent kroonvolume, rooien,met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
j. monumentale houtopstand:
houtopstand die voorkomt op de lijst zoals bedoeld in artikel 2.

HOOFDSTUK 2 Lijst van monumentale houtopstanden

ARTIKEL 2 Opstellen van de lijst

  1. Het Dagelijks Bestuur stelt een lijst vast met monumentale houtopstanden. De lijst vermeldt de plaatselijke aanduiding, de tenaamstelling van de eigenaar en een beschrijving van de houtopstand. Tevens worden één of meer foto’s en een kaart bijgevoegd met daarop aangeduid de situering van de monumentale houtopstand.
  1. Het Dagelijks Bestuur stelt een adviescommissie in op grond van artikel 92 van de Gemeentewet. Deze commissie adviseert over de plaatsing van houtopstanden op de lijst van monumentale houtopstanden.
  1. Het Dagelijks Bestuur stelt een reglement vast, waarin samenstelling, functioneren en werkwijze van de adviescommissie worden geregeld.
  1. De eigenaar van een houtopstand die op de lijst staat vermeld, is verplicht schriftelijk aan het Dagelijks Bestuur mededeling te doen van:
    a. de eigendomsoverdracht van de houtopstand;
    b. het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand anders dan door veiling op grond van een verleende vergunning;
    c. de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan als gevolg van voorgenomen werkzaamheden van welke aard dan ook.
    De mededeling dient te geschieden binnen vier weken na de eigendomsoverdracht c.q. het geheel of gedeeltelijk tenietgaan, dan wel onmiddellijk indien sprake is van de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.
  1. De stadsdeelraad stelt een regeling vast voor het subsidiëren van kosten van maatregelen die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van een monumentale houtopstand.

ARTIKEL 3 Procedure vaststelling en wijziging lijst met monumentale houtopstanden

  1. Het Dagelijks bestuur besluit, al dan niet op aanvraag van belanghebbenden, omtrent vaststelling of wijziging van de lijst met monumentale houtopstanden. Indien de aanvraag wordt ingediend door een ander dan de eigenaar, stelt het Dagelijks Bestuur de eigenaar zo spoedig mogelijk van de aanvraag op de hoogte.
  1. Het Dagelijks Bestuur besluit over plaatsing op de lijst na het inwinnen van advies bij de adviescommissie. Deze commissie kan bij het uitbrengen van haar advies verenigingen of stichtingen, die de bescherming van bomen tot hun statutaire doelstelling hebben, raadplegen.
  1. De aanvraag of het ontwerpbesluit tot vaststelling of wijziging van de lijst met monumentale houtopstanden wordt, met de daarop betrekking hebbende stukken, voor een periode van ten minste vier weken ter inzage gelegd.
  1. Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in een huis-aan-huisblad kennis gegeven van de aanvraag of het ontwerpbesluit.
  1. Belanghebbenden kunnen, gedurende de termijn van terinzagelegging, hun zienswijze over de aanvraag of het ontwerpbesluit naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen.
  1. Het Dagelijks Bestuur besluit binnen zes maanden na ontvangst van de in het eerste lid genoemde aanvraag.
  1. Het bepaalde in lid 2 tot en met lid 5 is niet van toepassing indien de wijziging van de lijst met monumentale houtopstanden wordt veroorzaakt door:
    a. het bepaalde in artikel 2, lid 4, sub a en b;
    b. de uitvoering van een rechterlijke uitspraak;
    c. de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 5, lid 1.

ARTIKEL 4 Criteria monumentale houtopstanden

1. Bij de beslissing omtrent plaatsing van een houtopstand op de lijst wordt in ieder geval rekening gehouden met de ouderdom en conditie van de houtopstand.

2. Tevens moet voldaan worden aan ten minste één van de volgende criteria:
a) een voor de soort karakteristieke vorm;
b) beeldbepalend voor de omgeving;
c) verweven met de geschiedenis van de omgeving;
d) bijzondere of zeldzame soort;
e) zeldzaam door omvang of hoogte;
f) cultuurhistorische waarde;
g) natuurwetenschappelijke waarde;
h) ecologische waarde.

3. Een aanvraag om plaatsing van een houtopstand op de lijst met monumentale houtopstanden wordt afgewezen indien voor deze houtopstand reeds een vergunning als bedoeld in artikel 5 lid 1 is verleend. Het gestelde in artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, is in dit geval niet van toepassing.

HOOFDSTUK 3 Vergunningen

ARTIKEL 5 Verbod tot vellen

  1. Het is verboden zonder vergunning van het Dagelijks Bestuur houtopstand te vellen of te doen vellen.
  1. Dit verbod is niet van toepassing op:
    a. houtopstand, die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet, een last of aanschrijving of een rechterlijke uitspraak. Het bepaalde in artikel 10, lid 1 is van overeenkomstige toepassing;
    b. houtopstand welke bij wijze van dunning moet worden geveld, met uitzondering van bomen met een doorsnede van de stam van 10 centimeter of meer;
    c. het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;
    d. houtopstand waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 7, lid 3 toestemming is gegeven voor het direct vellen.

ARTIKEL 6 Procedure behandeling vergunningaanvraag

  1. Een vergunning dient te worden aangevraagd door of met toestemming van de eigenaar van de houtopstand.
  1. Een aanvraag om vergunning dient te worden ingediend op het daartoe door of namens het Dagelijks Bestuur vastgestelde formulier.
  1. Indien een aanvraag onvolledig is, dient de aanvrager deze aan te vullen binnen twee weken nadat daarom door of namens het Dagelijks Bestuur schriftelijk is verzocht.
  1. De aanvraag of het ontwerpbesluit op de aanvraag wordt, met de daarop betrekking hebbende stukken, voor een periode van ten minste vier weken ter inzage gelegd.
  1. Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in een huis-aan-huisblad kennis gegeven van de aanvraag of het ontwerpbesluit.
  1. Belanghebbenden kunnen, gedurende de termijn van terinzagelegging, hun zienswijze over de aanvraag of het ontwerpbesluit naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen.
  1. Het Dagelijks Bestuur beslist op een aanvraag om een vergunning binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  2. Het bepaalde in lid 7 is niet van toepassing indien gedurende de aanvraag om een kapvergunning, een aanvraag als bedoeld in artikel 3 is ingediend. De beslissing op de aanvraag om kapvergunning wordt dan aangehouden, totdat beslist is op dit verzoek.

  3. Van het besluit tot verlening of weigering van een vergunning wordt direct in een huis-aan-huisblad kennis gegeven.

ARTIKEL 7 Vergunningen

  1. Het Dagelijks Bestuur kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van:
    - natuur- en milieuwaarden;
    - landschappelijke waarden;
    - cultuurhistorische waarden;
    - waarden van stadsschoon;
    - waarden van recreatie en leefbaarheid.
  1. Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag raadpleegt het Dagelijks Bestuur de lijst met monumentale houtopstanden. Voor het vellen van de op deze lijst geregistreerde houtopstanden wordt in beginsel geen vergunning verleend, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de (verkeers)veiligheid, noodtoestand of andere zwaarwegende belangen. Het Dagelijks Bestuur besluit niet alvorens de commissie zoals bedoeld in artikel 2, lid 2 over de aanvraag is gehoord.
  1. Het Dagelijks Bestuur kan op een aanvraag mondeling toestemming geven voor het direct vellen van een houtopstand, indien sprake is van aantoonbaar acuut gevaar voor veiligheid van personen of zaken. De mondelinge toestemming wordt zo spoedig mogelijk op schrift gesteld, waarbij het Dagelijks Bestuur voorschriften kan stellen. Artikel 6, lid 6 en artikel 8 zijn van overeenkomstige toepassing.
  1. Indien het Dagelijks Bestuur overgaat tot het verlenen van mondelinge toestemming voor het direct vellen van een houtopstand, zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel, stelt het Dagelijks Bestuur de hem bekende verenigingen of stichtingen, werkzaam binnen het stadsdeel, die de bescherming van bomen en houtopstanden tot hun statutaire doelstelling hebben hiervan schriftelijk in kennis.

HOOFDSTUK 4 Vergunningvoorschriften, herplant- en instandhoudingsplicht

ARTIKEL 8 Bijzondere vergunningvoorschriften ter bescherming van de boom of houtopstand

  1. Aan een vergunning kunnen in het belang van de waarden als genoemd in artikel 7, lid 1, de bescherming en het behoud van de houtopstand en ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna, voorschriften worden verbonden.
  1. Aan een vergunning wordt zo mogelijk een voorschrift tot herplanting verbonden, tenzij een beheerplan van toepassing is. Daarbij kan tevens worden bepaald binnen welke termijn en op welke wijze niet geslaagde herplanting moet worden vervangen. In het voorschrift tot herplant wordt aangegeven tot welke ordeklasse van grootte het type boom minimaal moet behoren, welke stamomtrek de boom ten minste moet hebben en de termijn waarbinnen herplant moet plaatsvinden.
  1. Indien het opleggen van een herplantplicht niet mogelijk is of onvoldoende compensatie kan bieden voor de aantasting van de waarden genoemd in artikel 7, lid 1 kan aan de vergunning het voorschrift worden verbonden, dat de houtopstand niet mag worden geveld alvorens maximaal een gelijk bedrag aan (resterende) herplantwaarde in het bomenfonds is gestort.
  1. Indien de vergunning wordt gevraagd ten behoeve van de uitvoering van een werk of activiteit waarvoor andere vergunningen noodzakelijk zijn, kan het Dagelijks Bestuur besluiten dat van de vergunning eerst gebruik mag worden gemaakt wanneer deze andere vergunningen onherroepelijk zijn geworden.

ARTIKEL 9 Standaardvoorschrift van niet-gebruik

Een vergunning wordt verleend onder het standaardvoorschrift van feitelijk niet-gebruik:
a. tot het moment dat de bezwaartermijn van zes weken is verstreken zonder dat er bezwaar is ingediend of
b. tot twee weken nadat is beslist op een gedurende de bezwaartermijn ingediend bezwaarschrift of
c. tot op een verzoek om een voorlopige voorziening is beslist dat binnen twee weken na de beslissing op bezwaar is ingediend;
d. indien er nesten van broedende vogels verstoord zouden worden.

ARTIKEL 10 Herplant-/instandhoudingsplicht

  1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het Dagelijks Bestuur is geveld dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het Dagelijks Bestuur aan de eigenaar van de grond, waarop de houtopstand zich bevond, of diens rechtsopvolger, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen en binnen een door hem te stellen termijn. Artikel 8, lid 2 en lid 3 zijn van overeenkomstige toepassing.
  1. Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, is de eigenaar van de grond waarop de houtopstand zich bevindt, verplicht om overeenkomstig de door het Dagelijks Bestuur te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn maatregelen te nemen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

HOOFDSTUK 5 Bomenfonds

ARTIKEL 11 Bomenfonds

De bedragen gestort in het bomenfonds mogen slechts worden gebruikt voor in stand houding en uitbreiding van de in het stadsdeel bestaande houtopstanden.

HOOFDSTUK 6 Overige en slotbepalingen

ARTIKEL 12 Vervaltermijn

De vergunning vervalt van rechtswege na het verstrijken van 1 jaar nadat feitelijk gebruik mag worden gemaakt van de vergunning.

ARTIKEL 13 Afstand van de erfgrens

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.

ARTIKEL 14 Schadevergoeding

Het Dagelijks Bestuur beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 van de Boswet.

ARTIKEL 15 Strafbepaling

  1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 8 of artikel 9 is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 10 is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.
  1. Hij die handelt in strijd met artikel 5, lid 1 of artikel 14, lid 1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van deze artikelen openbaar worden gemaakt.
  1. Overtreding van het bepaalde in artikel 2, lid 4 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

ARTIKEL 16 Opsporingsambtenaren

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, belast de door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen ambtenaren, ieder voor zover het de feiten betreft, die in de aanwijzing zijn vermeld.

ARTIKEL 17 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van deze verordening en de op grond daarvan genomen besluiten zijn belast de door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen ambtenaren, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

ARTIKEL 18 Binnentreding

Zij die op grond van artikel 16 belast zijn met opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten en/of zij die op grond van artikel 17 belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften, welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn op grond van artikel 149a van de Gemeentewet bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner, een en ander met inachtneming van de Algemene wet op het binnentreden.

ARTIKEL 19 Overgangsbepaling

  1. De vergunningaanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, en waarop voor het in werking treden van deze verordening nog niet is beslist, worden behandeld overeenkomstig de Bomenverordening Amsterdam Oud Zuid 2000.
  1. Verplichtingen krachtens de voorafgaande verordening blijven bestaan. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL 20 Slotbepaling

  1. Deze verordening kan worden aangehaald als Bomenverordening Amsterdam Oud Zuid 2001.
  1. De Bomenverordening Amsterdam Oud Zuid 2001 treedt in werking op 1 november 2004.
  1. Op de datum van de inwerkingtreding van de Bomenverordening Amsterdam Oud Zuid 2001 vervalt de Bomenverordening Amsterdam Oud Zuid 2000.

--------------------------------------------------------------------------------------
Toelichting op de Bomenverordening Amsterdam Oud Zuid 2001

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen
b. In het bomenfonds worden bijdragen gestort voor handhaving en uitbreiding van de in het stadsdeel bestaande houtopstanden.
c. De definitie van het begrip boom is opgenomen vanwege de discussie over wat wel en wat geen boom is. Deze discussie doet zich vooral voor bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken of heesters. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch nog voordoen dan zou de vakliteratuur (boomflora’s, e.d.) doorslaggevend moeten zijn.
d. De definitie van “dunning” is overgenomen uit de Boswet. Voor de gezondheid van het groen is dunning essentieel. Wijzen van dunning kunnen zijn: het verwijderen van bomen van dezelfde soort om de overblijvende bomen ruimte te geven zich te kunnen ontwikkelen, of het verwijderen van bomen van verschillende soorten die bij aanplant te dicht op elkaar gezet zijn om een terrein sneller groen te krijgen. Hierbij kan worden gedacht aan de parken binnen het stadsdeel.
f. Als methode voor de berekening van de schade en waardebepaling van bomen is de boomwaardebepaling (methode Raad) de meest gebruikte.
g. Taalkundig omvat “houtopstand”: alle bomen in een bepaald gebied. Daaronder is ook begrepen “grotere (lint)begroeiing in de vorm van heesters en struiken”. Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat “begroeiing” in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden. Wel geldt evenals voor de houtwal dat het om een “grotere” begroeiing, dus van “enige omvang” moet gaan. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met het beeldbepalende karakter van de begroeiing. De lintvormigheid is minder van belang: ook bijv. een grotere driehoek met heesters kan waardevol zijn door soort of ligging. Tevens is opgenomen: “een beplanting van bosplantsoen” om een beplanting van inheemse of reguliere bomen en struiken in stedelijke omgeving te kunnen beschermen.
h. De definitie van knotten/kandelaberen is bedoeld ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor ongeschikte bomen. Knotbomen zijn onder meer de wilg, de populier, de es, de eik, de els, de bol-acacia, de bol-esdoorn en de bolprunus.
i. Vellen is in deze verordening een centraal begrip waaronder ook het “verplanten” valt, om aan te geven dat ook het verplaatsen van bomen en houtopstanden onder de verordening valt.
Opgenomen is “zowel boven- als ondergronds” om ook te kunnen optreden tegen ernstige ondergrondse beschadiging bij bijvoorbeeld de aanleg van kabels en leidingen.

ARTIKEL 2: Opstellen van de lijst van monumentale houtopstanden
Het stadsdeel bezit een lijst van monumentale houtopstanden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om bomen van hoge ouderdom, van bijzondere schoonheids- of zeldzaamheidswaarde of met een beeldbepalende functie voor de omgeving. De lijst omvat een omschrijving van de houtopstand, de standplaats en de zakelijk gerechtigde. Gezien hun beeldbepalende / monumentale karakter vereisen deze houtopstanden bijzondere aandacht en zorg.
Een adviescommissie adviseert het Dagelijks Bestuur over de plaatsing van een houtopstand op de lijst. In de commissie zullen deskundigen op het gebied van groen zitting hebben.

ARTIKEL 4: Criteria monumentale houtopstanden
Lid 1. Doorgaans zullen monumentale houtopstanden minimaal 50 jaar oud zijn. Hierop kan een uitzondering gemaakt worden voor bijvoorbeeld bomen met een cultuurhistorische waarde. De houtopstanden mogen niet in een onherstelbaar slechte conditie verkeren, d.w.z. dat de houtopstanden in beginsel weer in een redelijke conditie te brengen moeten zijn. Volledig verval van de houtopstand mag niet binnen 10 jaar te verwachten zijn.
Lid 2. Met de opgesomde criteria is zoveel mogelijk aangesloten bij de criteria van de Bomenstichting.
Lid 3. Het is onwenselijk dat de aanvraag om plaatsing op de lijst met monumentale houtopstanden het gebruik van een reeds verleende kapvergunning doorkruist. Indien een vergunning verleend is, dient men daar vanuit het oogpunt van rechtszekerheid gebruik van te mogen maken behoudens gedurende de periode waarin het voorschrift van feitelijk niet-gebruik als bedoeld in artikel 9 van kracht is. 

ARTIKEL 5: Verbod tot vellen
Lid 2.
Onder a. Verwijzing naar de Plantenziektenwet is zinvol voor de handhaving van het Besluit bestrijding bacterievuur en eventuele toekomstige plantenziekten. De eigenaren van bomen kunnen verplicht worden bomen en hun vruchten te vernietigen indien dit nodig wordt geacht om bepaalde plantenziekten te bestrijden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de iepziekte. Een regeling omtrent de bestrijding van deze ziekte is opgenomen in artikel 9.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), zodat in de Bomenverordening een bepaling terzake niet kan worden opgenomen. Zo voorziet artikel 9.1 APV in de mogelijkheid om een eigenaar aan te schrijven tot het vellen of het ontschorsen van een iep die gevaar oplevert voor verspreiding van de iepziekte. Voorts is hierin bepaald dat het verboden is om gevelde iepen of delen daarvan voorhanden te hebben of te vervoeren.
Onder b. Voor dunning is geen vergunning nodig. Er mogen echter geen andere motieven dan de gewone “onderhoudswerkzaamheden” een rol spelen.
Onder c. Deze bepaling maakt het mogelijk om zonder vergunning periodiek en noodzakelijk onderhoud te kunnen plegen aan daarvoor geschikte bomen. Knotten dient tussen de 2 en 5 jaar plaats te vinden, kandelaberen dient binnen 10 jaar plaats te vinden. Na verstrijking van genoemde termijnen dient een vergunning aangevraagd te worden voor het opnieuw knotten en kandelaberen. Bij het voor het eerst knotten of kandelaberen dient eveneens een vergunning te worden aangevraagd.

ARTIKEL 6: Procedure behandeling vergunningaanvraag
De vergunning moet worden aangevraagd door of met toestemming van de eigenaar van de houtopstand. Meestal is de eigenaar van de grond ook de eigenaar van de boom, tenzij er bijzondere, zakelijke rechten zijn gevestigd, zoals bijv. een recht op opstal. Een huurder heeft toestemming van de eigenaar nodig voor het indienen van een aanvraag.
De aanvraag dient te geschieden overeenkomstig het bepaalde in afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierin worden de eisen vermeld waaraan de aanvraag minimaal moet voldoen.
De aanvraagprocedure moet ook worden gevolgd indien het stadsdeel eigenaar is van de bomen. De Legesverordening verplicht tot het betalen van leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning.
Indien een aanvraag om een kapvergunning in behandeling is en er wordt een aanvraag tot vaststelling of wijziging van de lijst met monumentale houtopstanden ingediend, wordt in dat geval de aanvraag om een kapvergunning aangehouden, totdat een beslissing is genomen op de aanvraag om plaatsing op de monumentale houtopstandenlijst. Vervolgens wordt de aangewezen procedure voor een dergelijke aanvraag op grond van artikel 3 van de Bomenverordening gevolgd. 

ARTIKEL 7: Vergunningen
De aanvraag om vergunning wordt getoetst aan de weigeringsgronden in lid 1. Hieronder zijn de weigeringgronden opgesomd met daarbij een toelichting wat hier onder verstaan kan worden en waar men aan moet denken bij deze waarden. Deze toelichting is niet uitputtend, maar dient als voorbeeld. Bij beoordelingen van kapaanvragen is altijd sprake van maatwerk per situatie.
Natuur- en milieuwaarden van de boom. Hiervan is sprake als:
- de boom een schuil- en broedplaats biedt aan fauna;
- de boom foerageergelegenheid biedt aan fauna;
- de boom huisvesting biedt aan beschermende flora;
- de boom van belang is voor de waterhuishouding en het microklimaat;
- de boom onderdeel vormt van een belangrijke natuurlijke verbindingszone.
Landschappelijke waarden; Hiervan is sprake als:
- de boom onderdeel vormt van een (ecologische) verbindingszone.
Cultuurhistorische waarden; hiervan is sprake als:
- de boom beschreven is als cultuurhistorisch, dan wel een onderdeel vormt van een andere structuur met cultuurhistorische elementen.
Waarden van stadsschoon. Hiervan is sprake als:
- de boom onderdeel is van een rijksmonument (bijvoorbeeld het Vondelpark);
- de boom onderdeel is van de Hoofdbomenstructuur;
- de boom bijzonder is vanwege zeldzaamheid in hoogte, dikte, vorm, leeftijd en soort;
- de boom karakteristiek is voor een plek;
- de boom onderdeel vormt van andere stedelijke structuur.
Waarden van recreatie en leefbaarheid, hiervan is sprake als:
- de boom onderdeel is van een fiets- en wandelroute;
- de boom van belang is voor de kwaliteit van de leefomgeving in de omgeving.
Bij de behandeling van de aanvraag voor een monumentale houtopstand wordt advies aan de commissie genoemd in artikel 2 gevraagd. Mede hierdoor komt de beschermingswaardige status van de monumentale houtopstand tot uitdrukking.
Als een vergunning wordt gevraagd in verband met lichtbeneming, wordt bij de beoordeling van de aanvraag in de eerste plaats nagegaan of het snoeien van de boom een oplossing kan bieden. Is dat het geval dan wordt de boom gehandhaafd en wordt slechts een vergunning verleend voor het snoeien van de boom. Per geval wordt beoordeeld welk percentage van het kroonvolume maximaal mag worden verwijderd. Niettemin kunnen zich situaties voordoen waarin snoeien niet mogelijk is of onvoldoende soelaas biedt. In dat geval kan eventueel, na een zorgvuldige belangenafweging, wel een vergunning voor het verwijderen van de boom worden verleend. 

ARTIKEL 8: Bijzondere vergunningvoorschriften, herplant- en instandhoudingsplicht
Lid 1 Aan de kapvergunning kunnen alleen voorschriften worden verbonden die betrekking hebben op het kappen van de boom waarvoor de vergunning is verleend. Op grond van de Bomenverordening kunnen geen voorschriften worden verbonden aan vergunningen die op basis van andere wettelijke regelingen (zoals de Woningwet) worden verleend. Wel zouden bijvoorbeeld aan een zgn. opbreekvergunning (ex art. 8.6 APV) voorschriften ter bescherming van bomen kunnen worden verbonden. De Woningwet biedt geen ruimte om aan een bouwvergunning voorwaarden ter bescherming van bomen te verbinden. Wel zou er in de bouwvergunning op kunnen worden gewezen dat het verboden is om bomen ernstig te beschadigen en dat wordt geadviseerd om (eventueel specifiek genoemde) beschermende maatregelen ten aanzien van bomen te nemen.
Lid 2 In het kader van de vergunningverlening wordt zo mogelijk een herplantplicht opgelegd.
Hierbij moet worden beoordeeld op welke wijze in de herplant kan worden voorzien, waarbij de mogelijkheid tot herplant, de feitelijke omstandigheden, het handhaven van de kwaliteit van het bomenbestand en landschappelijke elementen een rol spelen.
Lid 3 De financiële bijdrage moet worden aangewend voor herplanting in de onmiddellijke omgeving van de gevelde houtopstand.
Lid 4 Met dit voorschrift kan worden voorkomen dat houtopstand voorbarig wordt geveld. Het komt voor dat bomen verwijderd dan wel verplant moeten worden in het kader van bijvoorbeeld de uitvoering van een bouwplan. Deze bepaling biedt de mogelijkheid om aan de vergunning de voorwaarde te verbinden dat de houtopstand pas mag worden geveld nadat andere vergunningen onherroepelijk zijn geworden. Uiteraard kan ook een kortere termijn in acht genomen worden (bijvoorbeeld tot dat beslissing op bezwaar tegen de andere vergunning genomen is).

ARTIKEL 9: Standaardvoorschrift van niet-gebruik
Deze bepaling is om te vermijden dat, gelet op het onomkeerbare karakter van het vellen, de boom al feitelijk is geveld voordat belanghebbenden gebruik hebben kunnen maken van de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen. Indien dit het geval is, wordt voordat overgegaan wordt tot kap, het besluit tot vergunningverlening heroverwogen. Hierbij wordt advies ingewonnen bij de Algemene Bezwaar- en Beroepscommissie. Indien binnen twee weken na de beslissing op een eventueel bezwaar een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend, mag van de verleende vergunning geen gebruik worden gemaakt totdat op dit verzoek is beslist.
Het gestelde onder d is opgenomen zodat de vergunninghouder geen kapwerkzaamheden mag verrichten, die in het broedseizoen het verstoren van de nesten van vogels tot gevolg hebben. Deze bepaling is ontleend aan de Vogelwet, waarin wordt aangegeven dat geen nesten van vogels mogen worden verstoord. Het broedseizoen loopt van 15 maart tot 15 juli. In bijzondere gevallen kan op grond van artikel 7, lid 1 en artikel 8, lid 1 ook buiten het broedseizoen bescherming worden geboden aan nesten c.q. broedende vogels, bijvoorbeeld door afwijzing van de aanvraag om een kapvergunning of het verbinden van voorwaarden aan de vergunning.

ARTIKEL 10: Herplant-/instandhoudingsplicht
Lid 1 De herplantplicht heeft het herstel van de waarden, zoals genoemd in art. 7 lid 1 tot doel en niet de (strafrechtelijke) schuld- of vervolgingsvragen, waartoe uitsluitend de Officier van Justitie bevoegd is. De herplant dient volgens de bestuursrechter een equivalent te vormen van de door de illegale velling verloren gegane waarde van de houtopstand.
Lid 2 De mogelijkheid tot het opleggen van een instandhoudingsplicht ziet op het geval waarin een houtopstand bijv. door verwaarlozing, vergiftiging of een calamiteit in zijn voortbestaan ernstig wordt bedreigd; het tenietgaan kan dan nog door het treffen van voorzieningen worden voorkomen.

ARTIKEL 11: Bomenfonds
De in het fonds gestorte bedragen moeten worden aangewend voor herplanting van houtopstand, bij voorkeur in de onmiddellijke omgeving van de gevelde houtopstand.

ARTIKEL 13: Afstand van de erfgrens
Artikel 5:42 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat het niet geoorloofd is binnen bepaalde afstanden van eens anders erf bomen, heesters of heggen te hebben. Voor bomen is de afstand twee meter, voor heesters en heggen 0,5 meter, tenzij de eigenaar van het naburig erf toestemming heeft gegeven voor het hebben van bomen, heesters of heggen binnen een kleinere afstand.
Het tweede lid van art. 5:42 BW maakt het mogelijk dat in een verordening kleinere afstanden worden voorgeschreven. In deze verordening is bepaald dat het binnen een afstand van 0,5 meter niet geoorloofd is bomen te hebben. Voor heesters en heggen geldt dat niet langer toestemming nodig is om deze tegen de erfgrenslijn te hebben. Indien iemand op grond van art. 5:42 BW een boom wil verwijderen, zal toch steeds een vergunning ingevolge deze verordening nodig zijn voor het vellen van de desbetreffende houtopstand.

ARTIKEL 14: Schadevergoeding
De Boswet schrijft opname van dit artikel voor, artikel 17 van de Boswet bepaalt: “Indien de gebruiker of eigenaar van een houtopstand ten gevolge van een krachtens provinciale of gemeentelijke verordening genomen besluit, houdende een verbod tot vellen van een houtopstand of een weigering tot ontheffing van een verbod tot vellen van een houtopstand, schade lijdt welke redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoort te blijven, kennen de in de provinciale, onderscheidenlijk de gemeentelijke verordening aangewezen organen hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding uit de provinciale, onderscheidenlijk de gemeentekas toe.”

ARTIKEL 18: Binnentreding
Dit artikel heeft betrekking op binnentreding in een woning zonder toestemming van de bewoner. Het binnentreden van andere plaatsen dan een woning door een toezichthouder is geregeld in art. 5:15 Algemene wet bestuursrecht.