Bomenstichting, Oudegracht 201bis, 3511 NG Utrecht
www.bomenstichting.nl
contactpersoon afdeling AmsterdamB en W van Amsterdam
p/a Dienst Milieu en Bouwtoezicht
Postbus 922
1000 AX Amsterdam
Amsterdam, 18 november 2008
Zienswijze
Ontwerpvrijstellingsbesluit Zuidwesthoek van het Beatrixpark, grenzend aan de Beethovenstraat en Ring A10 Zuid nabij de Prinses Irenestraat 21B, oprichten kantoorgebouw en bijbehorende parkeergarage
Uw ref: W09/0013-2008
Geacht college,
In Het Parool van 8 oktober jl. heeft u gepubliceerd dat bovenvermeld ontwerpbesluit met ingang van 9 oktober 2008 voor een ieder ter inzage ligt en dat een ieder gedurende de termijn van terinzagelegging (van zes weken) schriftelijk zienswijzen kan indienen tegen het verlenen van vrijstelling.
Hierbij doen wij u onze zienswijze toekomen.
Fouten bij terinzagelegging
De ruimtelijke onderbouwing die blijkens de ontwerpbeschikking de basis vormt voor het verlenen van de vrijstelling en die op 9 oktober jl. tezamen met het ontwerpbesluit ter inzage was gelegd, bleek bij een bezoek aan uw Dienst Milieu en Bouwtoezicht op 17 oktober jl. te zijn vervangen door een aangepast exemplaar. De aanpassing was kennelijk noodzakelijk omdat het vigerende Bestemmingsplan RAI e.o., op grond waarvan de in de Natte vallei gelegen gronden de bestemming openbaar groen hebben, niet was genoemd in de beschrijving van de juridisch-planologische situatie. Er heeft geen publicatie plaatsgevonden van het feit dat een stuk was vervangen. Dit is naar ons oordeel niet toelaatbaar. Het zorgvuldigheidsbeginsel vereist dat belanghebbenden op de hoogte worden gesteld en dat de terinzagelegging opnieuw plaatsvindt. Van belanghebbenden kan niet worden verwacht dat zij aan het einde van de terinzageleggingstermijn controleren welke stukken zijn toegevoegd dan wel aangepast en zij moeten erop kunnen vertrouwen dat de ter inzage gelegde stukken ongewijzigd blijven.
Briefpapier van stadsdeel Zeeburg
Het ontwerpbesluit is afgedrukt op briefpapier van stadsdeel Zeeburg. Wij gaan ervan uit dat dit een vergissing is.
Vigerend beleid
In het onderdeel Vigerend beleid van de ruimtelijke onderbouwing wordt ingegaan op het vastgestelde beleid om in de Zuidas een grootstedelijk kerngebied met een internationale top van bedrijven en voorzieningen, wonen en recreatie te realiseren. Daarmee zou het bouwplan in overeenstemming zijn. Het beleid houdt echter meer in. Doelstelling van de Zuidas is ook om in het gebied het hoogst mogelijke niveau van duurzaamheid te bereiken. Uit de Visie Zuidas 2007 blijkt dat ook de ecologische waarde van de Zuidas moet worden verhoogd, niet als mitigerende maatregel, maar ter vergroting van de biodiversiteit. Het onderhavige bouwplan is moeilijk te verenigen met deze doelstellingen. Dit zal hierna nog worden uiteengezet.
Bestemmingsplan noodzakelijk
Het ontwerpvrijstellingsbesluit heeft betrekking op het oprichten van een kantoorgebouw met parkeergarage op het terrein gelegen in de zuidwesthoek van het Beatrixpark, grenzend aan de Beethovenstraat en de Ring A10. Het toelaten van deze ingreep heeft grote gevolgen voor de ruimtelijke ordening van het onderhavige gebied en de omgeving daarvan. Gebleken is dat een uitvoeringsbesluit onvoldoende garanties biedt dat de beoogde ontwikkeling van Beethoven op de toegezegde wijze tot stand komt. Naar onze mening dient een bestemmingsplan voor het gehele gebied Beethoven te worden opgesteld. Het structuurplan geeft slechts een globale indicatie van de beoogde ontwikkeling. Uitwerking dient plaats te vinden op bestemmingsplanniveau en niet door incidentele vrijstellingsprocedures als de onderhavige.
Art. 19-vrijstelling niet mogelijk
Afgezien hiervan is een art. 19-vrijstelling in dit geval naar ons oordeel ook niet mogelijk. Op grond van art. 9.1.12 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt een voorbereidingsbesluit als bedoeld in art. 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gelijkgesteld met een voorbereidingsbesluit als bedoeld in art. 3.7 Wro. Een voorbereidingsbesluit als bedoeld in art. 3.7 van de Wro vervalt, indien niet binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding daarvan een ontwerp voor een bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Dit betekent dat het Voorbereidingsbesluit partiële herziening bestemmingsplan RAI en omgeving en uitbreidingsplan Zuider-Amstelkanaal (Beethoven), dat op 8 november 2007 in werking is getreden, op 8 november jl. is vervallen. Er is immers niet binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding een ontwerp voor een bestemmingsplan ter inzage gelegd. Conclusie: Aangezien voor het gebied geen voorbereidingsbesluit geldt en de vigerende bestemmingsplannen ouder zijn dan tien jaar, kan voor het project geen vrijstelling krachtens art. 19 lid 1 Wet op de Ruimtelijke Ordening worden verleend.
Hiaat in overgangsrecht
Als bovenstaand betoog niet opgaat, rijst nog het volgende probleem.
Art. 9.1.10 Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wro van toepassing blijft ten aanzien van een vrijstelling als bedoeld in art. 19, eerste of tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarvan het verzoek is ingediend voor dat tijdstip. Er is onder het oude recht geen aanvraag om bouwvergunning ingediend. De bouwaanvraag zal dus moeten worden getoetst aan art. 44 Woningwet (nieuw), dat het Wro-bestemmingsplan en het projectbesluit als weigeringsgronden kent. Aangezien het bestemmingsplan niet is gewijzigd en een art. 19 WRO-vrijstelling niet is gelijkgesteld met een projectbesluit, is het de vraag of een bouwvergunning kan worden verleend. Zie hierover C.N.J. Kortmann en J.J. Draaijer, Van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) naar de Wet ruimtelijke ordening (Wro); een soepele overgang?, Bouwrecht 2008, 8, p. 535-545, met name p. 541-542. De auteurs van dit artikel, die zijn verbonden aan het kantoor van uw raadsman voor de Zuidas, prof. mr. N.S.J. Koeman, betogen dat het overgangsrecht van de Wro had moeten worden aangepast om bouwvergunningverlening mogelijk te maken. Indien dit juist is, heeft het onderhavige verzoek om vrijstelling geen zin.
Geen goede ruimtelijke onderbouwing
Afgezien van het bovenstaande zijn wij van mening dat ten behoeve van de verwezenlijking van het onderhavige bouwplan geen vrijstelling kan worden verleend, omdat de ruimtelijke onderbouwing ontoereikend is.
Bouwplannen ontbreken
De onderhavige vrijstellingsaanvraag is ingediend zonder bijbehorende aanvraag om bouwvergunning. Dit is onwenselijk. Voor het opstellen van de ruimtelijke onderbouwing is het noodzakelijk om de bouwplannen te kennen die met de vrijstelling zullen worden verwezenlijkt. In het onderhavige geval zijn alleen tekeningen van de parkeergarage en het hoofdkantoor van AkzoNobel bij de vrijstellingsaanvraag gevoegd. De parkeergarage zal echter ook worden opgericht ten behoeve van projecten waarvan de bouwplannen en andere details ontbreken. Op deze wijze kunnen de aspecten die van belang zijn voor een goede ruimtelijke ordening niet naar behoren worden getoetst.
Geen tijdige compensatie
U kent ons standpunt op dit punt uit de procedure tegen uw besluit van 13 augustus 2008 waarbij u aan Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam vergunning heeft verleend voor het kappen van 226 bomen en het verplanten van 31 bomen (W15/0014-2008).
Kort gezegd komt ons standpunt erop neer dat de verwezenlijking van het bouwplan inbreuk maakt op de ruimtelijke ontwikkeling die is voorzien in het Uitvoeringsbesluit Beethoven van 4 april 2007. Bebouwing van het onderhavige deel van het gebied zou volgens het uitvoeringsbesluit plaatsvinden in een later stadium, na of hooguit tegelijkertijd met de nieuwbouw voor het St. Nicolaas Lyceum, opdat tijdig compensatie van het door het bouwplan te verdwijnen groen zou kunnen plaatsvinden. Deze compensatie zou worden gerealiseerd door de ontwikkeling tot park van de nu nog bebouwde delen in de noordoosthoek van Beethoven (school en convict). Door nu vrijstelling mogelijk te maken, zonder dat daarbij wordt voorzien in nieuwbouw voor de te verplaatsen school, komt compensatie van het aan te tasten groen onaanvaardbaar in het gedrang. Er wordt niet voorzien in een andere wijze van compensatie. Een en ander klemt te meer nu hier sprake is van aantasting van hoofdgroenstructuur en een ecologische verbindingszone van grootstedelijk belang naar het gebied toeloopt.
Hoofdgroenstructuur
In de ruimtelijke onderbouwing wordt ten onrechte gesteld dat de locatie geen deel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur zoals aangeduid in het structuurplan van de gemeente Amsterdam. Bij de behandeling van de procedures tegen de kapvergunning hebben uw vertegenwoordigers de kaart waarop de gemeentelijke hoofdgroenstructuur is weergegeven, tot onze verbazing niet aan de bezwaarschriftencommissie en de voorzieningenrechter overgelegd. Zelfs nadat de bezwaarschriftencommissie Zuidas Amsterdam expliciet had gevraagd naar een kaart waarop te zien is wat wel en niet onder de hoofdgroenstructuur valt, heeft uw vertegenwoordiger opnieuw uitsluitend verwezen naar de plankaart van het structuurplan ‘Kiezen voor stedelijkheid’. Deze plankaart geeft de streefsituatie 2010 weer. Voor de hoofdgroenstructuur is echter beslissend de kaart Groen en water 2010, opgenomen op p. 72 van het structuurplan. Op deze kaart zijn de hoofdgroenstructuur en de hoofdwaterstructuur weergegeven. Dit wordt bevestigd op p. 23 van het structuurplan, waar is vermeld:“Hieronder wordt ingegaan op de randvoorwaarden vanuit de hoofdgroenstructuur en de hoofdwaterstructuur. Beide structuren zijn weergegeven op de kaart ‘Groen en water 2010’.”
Het onderhavige gebied is op de kaart Groen en water 2010 aangeduid als hoofdgroenstructuur (park).
Het feit dat een deel van het gebied op de plankaart van het structuurplan als grootstedelijk kerngebied is aangeduid, brengt niet mee dat er geen sprake meer zou zijn van hoofdgroenstructuur. De plankaart geeft slechts een gewenste ontwikkeling aan. Op bestemmingsplanniveau zal over de precieze invulling van het gebied moeten worden besloten. Daarbij zal van groot belang zijn hoe compensatie van het aan te tasten groen zal kunnen plaatsvinden. Van belang hierbij is dat de school en het convict niet op de plankaart zijn ingetekend. Dit zou kunnen betekenen dat het verdwijnen van deze bebouwing een noodzakelijke voorwaarde is voor de verwezenlijking van het op de plankaart weergegeven grootstedelijk kerngebied, zoals ook steeds is voorgehouden in de bestuurlijke stukken inzake Beethoven die aan de bevolking, de stadsdeelraad en de gemeenteraad zijn voorgelegd.
De Technische Adviescommissie Groen (TAC) zal advies moeten uitbrengen over de inpasbaarheid van de bebouwing. Hierbij is de functie grootstedelijk kerngebied het toetsingskader waar het gaat om hoofdgroenstructuur waarop grootstedelijk kerngebied is geprojecteerd. De TAC zal echter ook moeten toetsen of de compensatie niet in het gedrang komt door in strijd met het uitvoeringsbesluit nu reeds een gedeelte van het park te gaan omvormen tot grootstedelijk kerngebied zonder dat een aanvang wordt gemaakt met de nieuwbouw van de school. Een gedeelte van de oostzijde van de gronden van het bouwplan is, zoals tijdens de zitting van de bezwaarschriftencommissie op 14 oktober jl. aangevoerd, buiten het op de plankaart weergegeven grootstedelijk kerngebied gelegen. Het gaat hier onder meer om de bomen aan de westzijde van de school en nabij de transformatorhuisjes. Dit is zuivere hoofdgroenstructuur die door het bouwplan zal worden aangetast doordat er een parkeergarage en een kantoor zijn geprojecteerd. Dit betreft dus niet de bomen die moeten wijken voor de aanleg van de kabels en leidingen. Zuidas Amsterdam stelt ten onrechte dat alleen voor die bomen, in wat wordt genoemd het meest oostelijke deel van de Prinses Irenestraat, advies van de TAC zou zijn vereist.
Blijkens de uitspraak van 4 november jl., LJN BG3662, heeft de voorzieningenrechter niet kunnen vaststellen dat het hier aan de orde zijnde gebied in de hoofdgroenstructuur ligt. Dit is betreurenswaardig. De voorzieningenrechter beschikte wel over de kaart Groen en water 2010 en tijdens de zitting hebben wij erop gewezen dat hierop de hoofdgroenstructuur is weergegeven.
Groenrapport en advies TAC ontbreken
Plannen in de hoofdgroenstructuur worden door u alleen in behandeling genomen wanneer die plannen vergezeld gaan van een groenrapport, een document waarin de effecten van het initiatief op de ecologische, recreatieve, landschapsarchitectonische en cultuurhistorische waarden van het plangebied zorgvuldig zijn beschreven.Zie p. 13 van de nota De Hoofdgroenstructuur geordend en p. 24 van het structuurplan van Amsterdam ‘Kiezen voor stedelijkheid’.
Zoals gezegd adviseert de eerdergenoemde Technische Adviescommissie Groen (TAC) over de inpasbaarheid van bebouwing, zie p. 24 van het structuurplan. Aan het ontwerpbesluit ligt geen groenrapport of een advies van de TAC ten grondslag. Gelet hierop moet worden geconcludeerd dat het ontwerpbesluit onzorgvuldig is voorbereid.
Stadsdeelwerf
De ruimtelijke onderbouwing gaat niet in op de gevolgen die de vrijstelling zal hebben voor de stadsdeelwerf die nu in het gebied is gevestigd. De tuinlieden van het park zullen door het verlenen van vrijstelling hun onderkomen verliezen. In het monumentale deel van het park, ten noorden van het kinderbadje, zal voor de tuinlieden een parkgebouw worden gebouwd, waarvoor bomen en groen zullen moeten wijken. De parkaanleg en de bosschages ter plaatse vallen onder de gemeentelijke monumentenstatus. Wij verzetten ons tegen deze aantasting van het monument en hebben dan ook bezwaar aangetekend tegen de verleende monumentenvergunning. Uit een rapport van Ecologisch Adviesbureau Maes van oktober 2008 blijkt dat de heesterstrook ter plaatse van cultuurhistorische en ecologische waarde is. Het rapport bevat de dringende aanbeveling de plaatskeuze te herzien. Het bezwaar tegen de verleende monumentenvergunning heeft schorsende werking. De vraag is of het parkgebouw binnen de geplande termijn kan worden gerealiseerd. Mogelijk zal gedurende langere tijd voor de tuinlieden een noodgebouw nodig zijn. Deze consequenties van het bouwplan hadden in de ruimtelijke onderbouwing aan de orde moeten komen.
Watertoets
In de ruimtelijke onderbouwing wordt gesteld dat er binnen het gebied Beethoven blijkens het uitvoeringsbesluit voldoende hectare open water wordt gerealiseerd om de toename van verhard oppervlak die het gevolg is van onder meer het onderhavige bouwplan te compenseren.
Overigens is niet alleen sprake van toename van verhard oppervlak, maar ook van het verdwijnen van water, aangezien de gronden waarop het bouwplan is geprojecteerd voor een gedeelte uit water bestaan.
Zoals gebleken in de procedure tegen de kapvergunning heeft het uitvoeringsbesluit onvoldoende juridische binding. De ontwikkeling van het nieuwe parkdeel, dat ook water zal bevatten, is door het voorgenomen bouwplan naar de toekomst geschoven. Dit betekent dat hierover nog zal moeten worden beslist en dat nieuwe waterberging binnen het gebied Beethoven voorlopig niet zal worden gerealiseerd. Doordat veel bomen en struiken door het bouwplan moeten verdwijnen en is toegezegd dat het te compenseren groen niet door ‘blauw’ zal worden vervangen, maar dat daarvoor ook echt ‘groen’ terugkomt, is in Beethoven slechts beperkt ruimte voor nieuwe waterberging. De planvorming voor de in de ruimtelijke onderbouwing genoemde Prinses Irenegracht heeft nog een lange weg te gaan voordat de eerste schop de grond in kan.
Volgens de Visie Zuidas 2007 is binnen Zuidas ter voorkoming van wateroverlast het stand-still principe uitgangspunt. Op p. 43 is vermeld:“Dit betekent dat in de trits vasthouden, bergen en afvoeren, allereerst maximaal ingezet wordt op het vasthouden van het gevallen regenwater op kavelniveau, bijvoorbeeld door groene daken en waterpartijen (waterneutrale kavels).”
In de ruimtelijke onderbouwing is hierover niets vermeld. Het stand-still principe zal naar onze verwachting met het onderhavige bouwplan niet kunnen worden waargemaakt.
Ook voor de waterhuishouding zou een bestemmingsplan aangewezen zijn. De wateraspecten zouden daarin moeten worden doorvertaald naar de plankaarten en planvoorschriften, zie Handreiking Watertoets 2, december 2003, p. 33.
De conclusie in de ruimtelijke onderbouwing dat waterhuishoudkundige aspecten geen belemmering vormen voor het verlenen van vrijstelling wordt gezien dit alles in twijfel getrokken.
Verkeersafwikkeling
Volgens de Visie Zuidas 2007 ligt in de Zuidas de prioriteit bij fietser en voetganger. Door het onderhavige bouwplan zullen deze verkeersdeelnemers in de verdrukking komen.
Het fietspad ten zuiden van het St. Nicolaas Lyceum zal door het bouwplan verdwijnen en al het langzaam verkeer zal door de Prinses Irenestraat moeten worden geleid. De kruising met de Beethovenstraat zal in verband hiermee moeten worden aangepast. De fietstunnel onder de Beethovenstraat wordt gedurende de bouwwerkzaamheden afgesloten en de voorgenomen verlaging van de Strawinskylaan betekent het definitieve einde van deze tunnel, die een belangrijke schakel in de oostwest-fietsverbinding vormt. In de ruimtelijke onderbouwing is hierover niets vermeld.
In de Beethovenstraat zal een gevaarlijke kruising ontstaan. Door de concentratie van verkeersstromen, die zullen toenemen nadat de gebouwen zijn gerealiseerd, wordt de verkeersafwikkeling daar problematisch. Het fiets- en bromfietsverkeer zal vanaf het einde van de Prinses Irenestraat door het park moeten worden geleid over een pad dat nu nog wandelpad is, om weer aan te kunnen sluiten op de Groene zoom. Dit betekent een verdere aantasting van de groene functie van het park. Het pad zal verbreed moeten worden. Dit zal ten koste gaan van bomen en struiken die deel uitmaken van de hoofdgroenstructuur. Daarnaast zal aan het einde van de Prinses Irenestraat een keerlus voor autoverkeer moeten worden aangelegd, waardoor verdere aantasting van groen zal plaatsvinden.
De ruimtelijke onderbouwing zwijgt ook hierover. Wij zijn daarom van mening dat deze onderbouwing niet voldoet.
Luchtkwaliteit
Uit het MER-onderzoek blijkt dat de verkeersintensiteit op de Beethovenstraat en de De Boelelaan door de realisering van de zogenaamde Zuidasflankprojecten, waarvan het bouwplan deel uitmaakt, met 20% kan toenemen. Erkend wordt dat dit zal leiden tot knelpunten. De capaciteit van de wegen is onvoldoende.Zie Beoordelingsnotitie milieueffectrapportage Nieuwe Zuidasflankprojecten te Amsterdam, projectnr. 170135, revisie 02, 12 november 2007.
De verkeersafwikkeling zal problematisch worden, met name in de Beethovenstraat en de Prinses Irenestraat. Er zal nog meer filevorming plaatsvinden dan nu al het geval is en de Beethovenstraat zal vermoedelijk een zeer slechte luchtkwaliteit krijgen. Bijna al het groen langs en op de middenberm van de ringweg is inmiddels verdwenen door de aanleg van extra sporen en de Noordzuidlijn. Fijn stof en NO₂ zullen vrij spel krijgen als ook de bomen en struiken op het talud van de ringweg en de andere bomen in het gebied Beethoven worden gekapt. Als de Strawinskylaan wordt verlaagd, zullen honderden bomen op het noordelijke talud van deze weg verdwijnen met grote gevolgen voor de luchtkwaliteit. Uit de rapporten over de luchtonderzoeken blijkt niet dat met deze factoren rekening is gehouden.
Het is niet alleen van belang of aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit zal worden voldaan. Gezien de ambities voor de Zuidas op het punt van milieu-, leefkwaliteit en woonomgeving, mag van het stadsbestuur worden verlangd dat de lucht schoner wordt. De ruimtelijke onderbouwing verzuimt hierop in te gaan.
In de ruimtelijke onderbouwing wordt - onder verwijzing naar de rapporten van 14 juli 2008 en augustus 2008 - gesteld dat de luchtkwaliteit binnen het gebied Beethoven na realisering van het bouwplan en de andere zogenaamde flankprojecten binnen de wettelijke normen zal blijven. De vraag is echter of dit wel het geval zal zijn.
Uit het recente rapport van de Commissie Verheijen, De luchtkwaliteit Centraal, Bewust omgaan met kwaliteit en onzekerheden, Achtergrondrapport van de commissie Meten en Berekenen Luchtkwaliteit, september 2008, blijkt dat de onzekerheden bij de voorspelling van luchtkwaliteit aanzienlijk zijn. De onzekerheidsmarge in de bepaling van luchtkwaliteit voor de toekomst (achtergrondconcentratie en lokale bijdrage) bedraagt ca. 20%. De onzekerheid in de planbijdrage kan oplopen tot 45% van de bijdrage.
In reactie op dit rapport heeft de minister van VROM de Tweede Kamer een brief doen toekomen waaruit blijkt dat het kabinet erkent dat de wijze waarop in Nederland de luchtkwaliteit wordt bepaald, verbeterd moet worden; hieraan zal ook gewerkt gaan worden.Brief van 5 november 2008, Tweede Kamer 2008-2009, 30 175, nr. 62.
Van belang is verder dat er een landelijke GGD-richtlijn over bebouwing langs drukke wegen in de maak is. Het RIVM coördineert de totstandkoming. De gemeente krijgt hierdoor een extra toetsingsinstrument.
Zie artikel ‘Luchtkwaliteit: Normen, waarden en grenzen’ in VROM.nl, 11/2008, p. 14-21, een uitgave van het ministerie van VROM.
Het voorzorgsbeginsel brengt mee dat de nieuwe meetmethodes en richtlijnen moeten worden afgewacht en toegepast voordat het besluit tot vrijstelling verantwoord kan worden genomen.
Ten slotte nog enkele opmerkingen over de rapporten.
Het rapport Ontwikkeling flanken Zuidas Amsterdam Deelproject Beethoven, Toetsing Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), DHV juli 2008, is gebrekkig. Bij de beschrijving van de 2010 situatie na planontwikkeling op p. 9 is tekst weggevallen waardoor niet duidelijk is waar bij het onderzoek vanuit is gegaan.
Op p. 17 van het rapport Ontwikkeling flanken Zuidas Amsterdam Luchtkwaliteitsonderzoek, DHV augustus 2008 staat dat in 2010 na realisatie van de flankprojecten geen sprake is van planbijdragen die niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit is kennelijk een vergissing.
Flora en Fauna
In de ruimtelijke onderbouwing staat dat in juni 2008 een natuurtoets is uitgevoerd. Dit is niet juist. Het veldbezoek voor de natuurtoets is uitgevoerd op 31 maart 2008, op een moment dat veel vogelsoorten nog niet in het gebied waren gearriveerd. De soortenlijst van de Natuurtoets is dan ook verre van compleet. Hierop ontbreken onder meer de kleine karekiet, de zwartkop, de fitis en de tjiftjaf. Mogelijke broedvogels zijn verder de zanglijster, de heggemus en de tuinfluiter. Op 23 oktober 2008 is ontheffing van art. 11 van de Flora- en faunawet verleend voor het wegnemen van holen van de grote bonte specht. De vraag is of deze ontheffing stand zal houden. De ontheffing is gebaseerd op de in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten opgenomen vrijstellingsgrond ‘uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling’. Deze vrijstellingsgrond is mogelijk in strijd met art. 9 Vogelrichtlijn.Voorzieningenrechter rechtbank Haarlem 3 maart 2008, JM 2008, 80 m.nt. Boerema; Bouwrecht 2008, 11, p. 808 m.nt. H.E. Woldendorp.
Als deze vrijstellingsgrond wegens strijd met art. 9 Vogelrichtlijn buiten toepassing moet worden gelaten, kan alleen ontheffing worden verleend met verwijzing naar de in art. 2 lid 3 onder e van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten genoemde vrijstellingsgrond, te weten dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten. De ontheffing is echter niet met het oog op dit belang aangevraagd en de vraag is of aan dit criterium wordt voldaan.
De sperwer heeft in 2006 en 2007 gebroed in een haagbeuk aan de rand van het gebied. Door uitvoering van het bouwplan zal dit nest naar alle waarschijnlijkheid worden verstoord. Gelet hierop zal een aanvullende ontheffing moeten worden gevraagd. Sperwernesten zijn jaarrond beschermd. Ook hier is de vraag of ontheffing mogelijk is zonder in strijd met art. 9 Vogelrichtlijn te komen.
In de ruimtelijke onderbouwing is ten onrechte aan het bovenstaande geen aandacht besteed.
Bodemverontreiniging
De notitie Vooronderzoek Beethoven van Ingenieursbureau Amsterdam van 23 juni 2008 is gebrekkig, nu daarin niet is vermeld dat ter plaatse van de transformatorhuisjes, die in verband met het bouwplan verwijderd moeten worden, enkele jaren geleden bodemverontreiniging ten gevolge van lekkage van olie heeft plaatsgevonden. Inlichtingen hierover kunnen worden verkregen bij de politie.
Conclusies
1. Het verlenen van vrijstelling is niet op zijn plaats, aangezien hierdoor een goede ruimtelijke ordening van het gebied in gevaar komt. Een bestemmingplan is noodzakelijk, nu een uitvoeringsbesluit kennelijk onvoldoende bindend is voor de beoogde ontwikkeling van het gebied.
2. Het voorbereidingsbesluit is vervallen en de vigerende bestemmingsplannen zijn ouder dan tien jaar. Dit betekent dat geen art. 19 WRO-vrijstelling kan worden verleend.
3. Een aanvraag om bouwvergunning zal moeten worden afgehandeld volgens de nieuwe Woningwet. Aangezien een art. 19 WRO-vrijstelling in het overgangsrecht niet is gelijkgesteld met een projectbesluit, is denkbaar dat de bouwvergunning niet kan worden verleend met verwijzing naar de art. 19 WRO-vrijstelling. Het verlenen van de vrijstelling zou daarom zinloos kunnen zijn.
4. De ruimtelijke onderbouwing is ontoereikend. Een korte samenvatting:
- Door het ontbreken van de bouwplannen voor de gebouwen die naast AkzoNobel op de parkeergarage zijn gepland kunnen de aspecten die van belang zijn voor een goede ruimtelijke ordening niet naar behoren worden getoetst.
- Het verlenen van een vrijstelling zonder de nieuwbouw van de school daarin te betrekken is in strijd met de ruimtelijke ontwikkeling die is voorzien in het Uitvoeringsbesluit Beethoven.
- Het ontwerpbesluit is onzorgvuldig voorbereid nu daaraan geen groenrapport of een advies van de TAC ten grondslag ligt.
- De ruimtelijke onderbouwing gaat niet in op de gevolgen die de vrijstelling zal hebben voor de stadsdeelwerf die nu in het gebied is gevestigd en de problemen die gemoeid zijn met nieuwbouw in het monumentale deel van park.
- Ook waar het gaat om de watertoets is de ruimtelijke onderbouwing gebrekkig. De ontwikkeling van het nieuwe parkdeel is door het voorgenomen bouwplan naar de toekomst geschoven; nieuwe waterberging zal voorlopig niet kunnen worden gerealiseerd. Niet duidelijk is of ter voorkoming van wateroverlast het stand-still principe uitgangspunt is.
- De verkeersafwikkeling zal een groot probleem worden. Dit zal ook gevolgen hebben voor het park doordat een wandelpad moet worden omgezet in fietspad en in de Prinses Irenestraat een keerlus moet worden aangelegd.
- De luchtkwaliteit zal door toenemende verkeersintensiteit op wegen met onvoldoende capaciteit en het verdwijnen van bomen verslechteren. De door de regering in het vooruitzicht gestelde nieuwe meetmethodes en richtlijnen moeten worden afgewacht en toegepast voordat het besluit tot vrijstelling verantwoord kan worden genomen.
- De ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet is gebaseerd op de in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten opgenomen vrijstellingsgrond ‘uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling’. Deze vrijstellingsgrond is mogelijk in strijd met art. 9 Vogelrichtlijn. Dit geldt ook voor een sperwernest waarvoor nog ontheffing zal moeten worden gevraagd.
- Mogelijke bodemverontreiniging bij de transformatorhuisjes is niet vermeld.
Wij verzoeken u deze argumenten in overweging te nemen.
Hoogachtend,
mr. F.C.S. Warendorf,
contactpersoon Bomenstichting