Wabo/Omgevingswet, pag. 13 home             terug naar pag. 12 naar pag. 14                                   

Als tijdens de behandeling van de voorlopige voorziening door de vergunninghouder wordt toegezegd dat niet zal worden gekapt totdat op het bezwaar wordt beslist, kan het verzoek om voorlopige voorziening worden ingetrokken. De verzoeker heeft dan geen recht op een kostenvergoeding. Dat is alleen mogelijk als het bestuursorgaan aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, zie Vrz. Rb. Alkmaar 8 mei 2007, ECLI:NL:RBALK:2007:BA7137. Zie voor vergoeding van het griffierecht art. 8:82 lid 4 Awb.

Als een jurist van de bezwaarschriftencommissie telefonisch of per e-mail mededeelt dat de gemeente aan het bezwaar tegemoet zal komen, is het dan verstandig om het bezwaarschrift in te trekken? De bezwaarschriften- commissie heeft slechts een adviserende rol. Als niet duidelijk is of de toezegging namens B en W is gedaan door een daartoe bevoegde ambtenaar, is het beter om het bezwaarschrift pas in te trekken als de vergunning is ingetrokken of de gewenste herplant heeft plaatsgevonden. Wel kan in afwachting hiervan uiteraard worden ingestemd met aanhouding van de behandeling van het bezwaar als hierom wordt gevraagd. Deel in dat geval mede dat kan worden ingestemd met uitstel van de beslissing op bezwaar gedurende een termijn van bijvoorbeeld vier weken (zie art. 4:15 lid 2 Awb). Indien de beslistermijn al is verstreken en een ingebrekestelling is uitgegaan, kan worden toegevoegd dat geen afstand wordt gedaan van het recht op de dwangsom die is verbeurd tot heden. Meer over toezeggingen en het vertrouwensbeginsel is te vinden in ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694.

Een bezwaarschrift wordt meestal behandeld door een bezwaarschriften-
commissie. Indien geen bezwaarschriftencommissie wordt ingeschakeld, moet binnen zes weken worden beslist. Indien wel een bezwaarschriften- commissie wordt ingeschakeld, moet de gemeente binnen twaalf weken op het bezwaarschrift beslissen. In beide gevallen begint de beslistermijn te lopen vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (art. 7:10 lid 1 Awb). Deze termijn kan worden verlengd met zes weken. De gemeente kan direct na ontvangst van het bezwaarschrift al mededelen dat van deze verlenging gebruik wordt gemaakt, zie ABRvS 31 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY1703 en CRvB 15 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1459. De termijn van twaalf weken gaat lopen vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Als in het besluit staat dat het bezwaar kan worden gericht aan: burgemeester en wethouders, de bezwarencommissie, is voldoende duidelijk gemaakt dat de

 

adviescommissie over een ingediend bezwaar adviseert en weet de bezwaarmaker dat de twaalfwekentermijn van toepassing is, zie ABRvS 5 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2639. Maar: sinds 23 januari 2019 is het van toepassing zijn van de twaalfwekentermijn niet meer afhankelijk van een mededeling aan de bezwaarmaker over de inschakeling van een commissie als bedoeld in art. 7:13 lid 2 Awb. Als de gemeente pas na zes weken mededeelt dat een bezwaarschriftencommissie is ingesteld, is de beslistermijn nog niet verstreken. Indien een commissie is ingesteld, vloeit de twaalfwekentermijn direct voort uit art. 7:10 lid 1 Awb. De toepasselijkheid van deze termijn is niet afhankelijk van de mededeling aan de indiener van het bezwaarschrift dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Zie ABRvS 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:184. Dit is nieuwe rechtspraak in afwijking van de eerdere lijn dat de zeswekentermijn wel van toepassing is indien geen mededeling is gedaan. Vgl. voor de oude rechtspraak ABRvS 9 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3783, ABRvS 17 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI8439 en ABRvS 27 juli 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU0145. Verdere verlenging is in bepaalde gevallen mogelijk, zie het vierde lid van art. 7:10 en art. 4:15 Awb. Verder uitstel dat nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften (art. 7:10 lid 4 aanhef en onder c Awb) kan alleen met een besluit als bedoeld in art. 1:3 Awb worden verleend. Tegen dit besluit staat geen bezwaar en beroep open. Zie art. 8:4 Awb, dat art. 7:10 lid 4 Awb uitzondert.

In art. 4:15 lid 2 aanhef en onder b Awb is bepaald dat de termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort zolang vertraging aan de aanvrager kan worden toegerekend. Deze bepaling is op grond van art. 7:14 Awb van toepassing bij een beslissing op bezwaar. Wanneer een bezwaarmaker de gelegenheid wordt geboden om een in het bezwaarschrift opgenomen bezwaargrond nader aan te vullen, betekent dat niet dat de termijn wordt opgeschort, zie ABRvS 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:27.

De secretaris van een adviescommissie bezwaarschriften is niet altijd gemandateerd om een besluit als bedoeld in art. 7:10 lid 4 aanhef en onder c Awb te nemen, hetgeen kan meebrengen dat aan diens mededeling over uitstel geen betekenis toekomt, zie ABRvS 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9944. De gemeente verbeurt een dwangsom indien