Wabo/Omgevingswet, pag. 4 | home terug naar pag. 3 | naar pag. 5 |
De verlening van rechtswege gold als een beschikking en trad in werking na bekendmaking, maar de werking werd opgeschort totdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedoeld in art. 6:7 Awb was verstreken of, indien bezwaar was gemaakt, op dit bezwaar was beslist (art. 6.1 lid 4 Wabo). Als dat nodig was, kon de gemeente echter bepalen dat de vergunning terstond na bekendmaking in werking treedt (art. 6.2 Wabo). De vergunninghouder kon de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoeken de opschorting op te heffen. De gemeente moest de beschikking binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven bekend maken (art. 4:20c lid 1 Awb). Indien de gemeente dat niet had gedaan, was het mogelijk dat zij na een daarop volgende ingebrekestelling door de aanvrager een dwangsom verbeurde vanaf de dag dat twee weken zijn verstreken sinds die ingebrekestelling (art. 4:20d Awb). De dwangsom wordt berekend overeenkomstig art. 4:17 leden 1 en 2 Awb. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de resterende veertien dagen € 45 per dag. De gemeente moest bij de bekendmaking van de van rechtswege verleende vergunning wel voorschriften aan de vergunning verbinden als dit nodig was om ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving te voorkomen, of, voor zover zodanige gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken (art. 2.31 lid 1 onder c Wabo). Als de kap van de houtopstand ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving zou hebben en het stellen van voorschriften daarvoor redelijkerwijs geen oplossing zou bieden, moest de gemeente de van rechtswege verleende vergunning zelfs intrekken (art. 2.33 lid 1 onder e Wabo). Er waren dus wel veiligheidskleppen ingebouwd. De gemeente kon aan een verlening van rechtswege ontkomen door binnen de beslistermijn negatief op de aanvraag te beslissen. De aanvrager zou dan waarschijnlijk bezwaar instellen en dat zou de gemeente meer tijd geven. In de bezwaarfase kan geen vergunning van rechtswege ontstaan. Het was echter niet de bedoeling dat deze truc wordt toegepast, zie Kamerstukken II 2006/07, 30 844, nr. 8, p. 19-20. Reguliere voorbereidingsprocedure: bekendmaking aanvraag en beschikking; zienswijzen |
  | Dit betekent dat een kennisgeving op internet moet worden gedaan. Bij de reguliere voorbereidingsprocedure moet van de vergunning tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking mededeling worden gedaan op dezelfde wijze waarop kennis is gegeven van de aanvraag, dus op internet. Dit is ook onder de Omgevingswet het geval. Zie art. 16.64 lid 3 Omgevingswet. Het is niet verplicht daarbij de datum van bekendmaking (verzending) van de vergunning te vermelden. Deze datum is echter wel van belang voor de aanvang van de bezwaartermijn. Zie hierover pag. 14 onder het kopje "Verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn". Uit art. 12 Bekendmakingswet zou kunnen worden afgeleid dat de stukken waar de kennisgeving betrekking op heeft voor eenieder ter inzage moeten liggen, zowel op elektronische wijze als op een door het bestuursorgaan aan te wijzen locatie. Dit laatste volgt uit art. 13 lid 1 Bekendmakingswet. Moet een aanvraag dus ook altijd ter inzage worden gelegd? Volgens de VNG hoeft dat niet. Dit geldt zowel voor de reguliere als voor de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. De redenering is als volgt. Art. 12 Bekendmakingswet roept zelf geen verplichting tot terinzagelegging in het leven. De vermelding in de kennisgeving hoe en wanneer de stukken ter inzage liggen is alleen aan de orde als elders een terinzagelegging wordt voorgeschreven. De zinsnedes in art. 12 Bekendmakingswet over terinzagelegging (en de uitwerking ervan in art. 13 Bekendmakingswet) zijn niet van toepassing omdat de Omgevingswet noch een andere wet terinzagelegging voorschrijft. De Omgevingswet schrijft overigens ook niet voor dat bij de reguliere voorbereidingsprocedure het besluit op de aanvraag ter inzage moet worden gelegd. Dus het wekt geen verbazing dat de VNG meent dat in die gevallen ook het besluit niet ter inzage hoeft te worden gelegd. Wel moet dat volgens de VNG worden gedaan als de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt toegepast. Art. 3:44 Awb schrijft immers voor dat in dat geval kennis wordt gegeven van de terinzagelegging van het besluit en van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Natuurlijk moet een burger wel kennis kunnen nemen van een besluit dat met de reguliere voorbereidingsprocedure tot stand is gekomen. Daarom wordt het besluit heel soms gedurende de bezwaartermijn op internet geplaatst. Als dat niet het geval is, kan het worden opgevraagd. |